In de put zitten
Ik zit in een diepe, enge put,
waarin geen ruimte is
om te bewegen.
Aan mijn ogen trekken zware regenwolken voorbij,
die de zon omsluieren
in een dikke mistlaag.
Mijn hart is als een houten ton,
waarin wel duizenden wormgaten zitten;
elk levenskrachtig water
stroomt eruit weg.
In deze holte weergalmt
alleen nog de stem
van wat er ooit was.
Mijn hele ik
herleidt zich tot één punt
dat alleen axiomatisch nog bestaat,
maar dat geen enkele dimensie heeft.
Nu gooi ik in mijn vlucht
mijn anker van hoop uit
in de ijle lucht van de toekomst,
maar de droom waarmee ik leef,
zinkt spoedig, samen met mezelf,
weg in het drijfzand van de realiteit.
Ik kan nu enkel
mijn klaaglied aanheffen
tot U, Mijn God, Mijn Toevluchtsoord,
over het sterven van mijn vurigste verlangen
en smeken
dat je deze beker aan me zal laten voorbijgaan
en ik
rust en troost,
toekomst en energie,
meg vinden in jouw armen.
Jos Collaer